Vliegvissers-Gezelschap Tight-Lines
  

De stilte van een rivier

Ik wist het al toen ik uitstapte.

De lucht was helder, haast onwerkelijk blauw. Bergen als wachters rezen op achter het dorpje, met toppen die nog net wat sneeuw vasthielden alsof ze het verleden weigerden los te laten. Voor me stroomde een rivier zo helder dat het leek alsof het water er niet was, alleen bewegend licht over stenen.
Ik had foto's gezien, verhalen gehoord van collega vissers. Maar niets bereidde mij voor op de stilte.
Mijn gastheer, een jonge bioloog die onderzoek deed naar de zeldzame marmorataforel. We spraken Engels met een mengeling van glimlachen en gebaren. Hij had me één waarschuwing gegeven.
"Deze rivier vertelt en geeft alleen aan wie stil genoeg is om te luisteren."

Op de eerste ochtend liepen we samen een uur door het bos omhoog, langs smalle paden. Toen stopte hij, wees naar een brede bocht in de rivier, en ging toen zwijgend zitten op een rots. Ik begreep het, dit was geen begeleide vistrip. Dit was een test. Ik knoopte een dunne tippet aan mijn leader, knoopte er een piepkleine droge vlieg "een comparadun" aan, en liep het water in. Ik voelde de spanning van de eerste worp. Te gehaast. De vlieg plonsde. Geen stijging. Ik zuchtte, wierp opnieuw. Beter, maar nog steeds te nerveus. De rivier bleef zwijgen.
Uren gingen voorbij. Geen beet. Geen teken van leven. Alleen het zachte ruisen van water over kiezel, het gesuis van een arend hoog boven de vallei, het kraken van mijn eigen ademhaling in de stilte. En langzaam, onmerkbaar, begon iets te veranderen.
Ik hield op met zoeken naar vis. Ik begon te kijken, naar het licht, naar hoe een libel even bleef hangen boven het oppervlak, hoe de wind de takken liet fluisteren. Ik ging zitten in het ondiepe stuk, liet mijn handen in het koude water rusten. Ik voelde niets  en alles tegelijk.
Pas tegen de avond, toen de zon de rotswanden goud kleurde, zag ik een zachte kring een stijging net achter een overhangende struik. Geen haast deze keer. Geen spanning. Alleen beweging. Mijn arm bewoog als vanzelf, de lijn strekte zich, de vlieg landde precies op de rand van de schaduw.
Een fractie later een voorzichtige aanbeet.
De marmorataforel was niet groot, maar prachtig zilver met zwarte vlekken, een levend marmeren beeld. Ik hield haar kort vast, onder water, en liet haar dan los.
Die avond zaten we bij een vuur aan de rand van het bos. En? vroeg mijn gastheer.
Ik dacht even na. Ik denk... dat ik heb geluisterd.”
Hij glimlachte, pakte zijn eigen hengel en zei, dan mag je morgen echt vissen.


Hans Teunisse