Het werd zijn talisman
Op een frisse lenteochtend stond de oude aan de oever van de beek, op zijn favoriete plekje om te vliegvissen. Het water stroomde zachtjes, vogels zongen hun ochtendlied en de mist trok langzaam op. Hij was geen jonge man meer zijn haar was zilver, zijn bewegingen bedachtzaam maar in zijn hart was hij nog altijd die nieuwsgierige jongen die voor het eerst een vlieg op het water zag landen en de wereld even vergat.
Hij gooide zijn lijn uit, het snoer danste sierlijk door de lucht en landde zachtjes op het oppervlak. Een paar forellen lieten zich zien met een prachtige head and tail, waar alleen vliegvissers van genieten, maar hapten niet. Hij glimlachte. De vissen waren vandaag niet gul, maar dat deerde hem niet. Hij viste om het vissen.
Na een tijdje besloot hij wat verder stroomopwaarts te gaan, waar de beek een scherpe bocht maakte. Daar zag hij iets glinsteren tussen de stenen in het ondiepe water. Nieuwsgierig legde hij zijn hengel neer en waadde voorzichtig naar het object. Het was een klein metalen doosje, ter grote van een oud pillen doosje half bedekt met mos en algen. Toen hij het opende, hield hij zijn adem in.
Binnenin lag een oude, met de hand gebonden vlieg. Niet zomaar één dit was een meesterwerk. De veren, de draad, de haak alles was met ongelooflijke precisie vervaardigd.
Hij voelde een vreemde tinteling door zijn vingers trekken toen hij de vlieg er uit haalde. Hij bond hem aan zijn tippet, bijna plechtig, en caste
met een sierlijke nauwe loop de vlieg onder een overhangende tak aan de andere kant van de smalle beek.
Op dat moment veranderde alles.
Het water leek even stil te staan. Een enorme forel, groter dan hij ooit had gezien, dook op uit de diepte en nam de vlieg met een sierlijke sprong. De lijn spande, de hengel boog bijna dubbel, en hij voelde de kracht van iets dat niet alleen vis was, maar herinnering, tijd en geheimen.
Na een lange strijd liet hij de vis in zijn net glijden. Hij glimlachte toen hij de oude forel zag, hij onthaakte hem snel en voorzichtig. Hij wilde deze oude niet beschadigen omdat hij begreep dat het niet ging om het vangen. Het ging om de ontmoeting.
Vanaf die dag nam hij de vlieg overal mee naartoe. Hij viste er zelden mee; het werd een talisman, een metgezel. Hij sprak er soms zachtjes tegen, alsof het hem begreep. En op stille ochtenden, wanneer hij alleen aan de oever zat, zweerde hij dat hij in de nevel een gestalte zag een oude vliegvisser misschien, met dezelfde glimlach als hij.
De vlieg hing aan een kettinkje om zijn hals, zelfs op de dag dat hij zijn laatste adem uitblies, op zijn favoriete plek aan de beek. En toen men hem vond, lag hij daar vredig, met een glimlach, zijn rug rustend tegen een boom aan de oever, zijn hengel lag op zijn buik, de vlieg in zijn hand geklemd. In het harnas gestorven.
En sommigen zeggen, als de mist weer over de beek hangt en het water stilstaat, dat een zilveren lijn door de lucht zoeft, geleid door een hand die nooit echt is verdwenen.
Hans Teunisse